Webquest voor de studenten Latijn 3e graad van het KLA



strafrecht

Wat de eigenlijke rechtspraak betreft, moeten we een onderscheid maken tussen het  strafrecht en het civiele recht (of burgerlijk of privaatrecht). Het strafrecht omvat de rechtsregels die een bepaald gedrag als strafwaardig benoemen, samen met de straffen die op dat gedrag gesteld zijn. Het civiele recht daarentegen beschrijft de regels voor onderlinge verhoudingen tussen personen (verkoop, diefstal, lening, erfenis, huwelijk, adoptie, belediging, ….). In dit recht staat de vergoeding voor de aangerichte schade centraal.

 

De Romeinen duidden delicten die behoorden tot het strafrecht (zoals landverraad, moord, het geven van een valse getuigenis, brandstichting, het betoveren van andermans oogst, …) aan met de term crimina publica (dit betekent dat het misdaden waren waarbij de hele gemeenschap kon worden getroffen, aangezien dergelijke vergrijpen de woede van de goden konden opwekken). Diegene die zo’n delict pleegde werd sacer, d.w.z. dat hij aan de goden van de onderwereld werd gewijd. Oorspronkelijk werd deze persoon door de comitia centuriata veroordeeld, waarna hij ongestraft ter dood kon gebracht worden.

                      

Later werden bijzondere rechtbanken ingesteld voor misdrijven die door hun aard of door het aantal deelnemers als bedreigend voor de veiligheid van de staat werden beschouwd. Deze rechtbanken kregen de naam quaestiones perpetuae. Zij stonden onder leiding van speciaal daarvoor aangestelde praetoren. Een rechtbank bestond uit enige tientallen gezworenen die allen afkomstig waren uit de ridder- of senatorenstand. Er bestonden zes van dergelijke rechtbanken (voor afpersing door Romeinse bestuurders in de provincies, voor moord en vergiftiging, voor vervalsing, voor hoogverraad, voor omkoperij bij de verkiezingen, voor verduistering van staatsgelden).

Van de procedure voor de strafrechtbanken is ons door de pleidooien van Cicero als advocaat of aanklager in zulke processen een en ander bekend. Elke respectabele burger (niet alleen het slachtoffer!) kon tegen iemand een klacht indienen. Nam de praetor de aanklacht aan, dan werd door loting een juryrechtbank samengesteld. De partijen werden gewoonlijk door één of meerdere advocaten bijgestaan. De aanklager moest bewijzen dat de gedaagde het delict had gepleegd. Slaagde hij hier niet in, dan liep hij het gevaar zelf te worden aangeklaagd wegens het bewust indienen van een valse beschuldiging. Slaagde hij hier wel in, dan kon hij een vaak hoge beloning krijgen: werd bijvoorbeeld de gedaagde ter dood veroordeeld en werd zijn vermogen geconfisqueerd, dan had de aanklager recht op een deel van dit vermogen. Het is niet verbazingwekkend dat dit systeem op den duur misbruikt werd en sommigen hun beroep ervan maakten om rijke burgers aan te klagen.

Via onderstaande link kom je bij de docu-film "Murder in Rome" over het proces waarmee Cicero doorbrak, zijn Pro Sexto Roscio:

www.youtube.com/watch?v=RUcDdUG22JU